Afgelopen donderdagavond 19.30 uur. Ik verlaat mijn warme huis om naar het koude zwembad te rijden, 10 km verderop. Moet eerst de autoruiten schoonkrabben; het vriest. Oh wat doe ik mezelf aan; vrijwillig mijn knus plekje op de bank verruilen voor koud zwemwater? En toch: ik wéet dat ik straks voldaan thuis onder de warme douche sta (douchen in het zwembad mag niet meer).
De badjuf bij de balie kijkt me vreemd aan. Wat is er? Ik heb toch keurig mijn ’banen zwem uurtje’ online gereserveerd?? Blijkt dat ik op de verkeerde knop heb gedrukt: vrij zwemmen is pas anderhalf uur later. Nu is er dames trimzwemmen, slechts voor geoefende zwemmers. Ondertussen vormt zich een rij gezellig pratende vrouwen achter mij. De trimzwemsters. Als ik beteuterd hardop concludeer dat ik dan de reis helaas voor niets heb gemaakt, kijkt de badjuf me over haar bril meewarig aan en zegt: nou vooruit, zwem dan voor deze keer maar met de trimmers mee. Ik voel me blij, maar tegelijk ook opgelaten: ik kan geen krauwel of vlinderslag en zwem niet op prestatie (gelukkig jaren geleden losgelaten; dat moeten en presteren tijdens sport).
Maar de zwemdames begroeten me vrolijk aan de rand van het bad, als zijnde een nieuw lid van hun club. Wat ongemakkelijk leg ik uit hoe ik vandaag in hun groep verzeild ben geraakt. En vraag ook hun toestemming om wat baantjes te mogen trekken in eigen tempo. Waarop ze binnen een paar seconden regelen dat ik de middelste baan helemaal voor mijzelf krijg en zij links en echts naast me voorbij zoefen. Zelden heb ik me zó welkom gevoeld. Onvoorwaardelijk.
Het raakt me en ik voel emotie opkomen. Ik, vandaag de ‘kluns van het stel’, voel me gezien, geaccepteerd en vooral ook geborgen, te midden van 12 onbekende vrouwen. Op een gewone donderdagavond, waarop ik normaliter nooit zwem.
Donderdag?? Trimzwemmen?? Opeens ontvouwt zich een oude herinnering. Mijn moeder ging vroeger járenlang trimzwemmen, elke donderdagavond, met een groepje vriendinnen. In dit zelfde oude zwembad, dat komend jaar gesloopt wordt. Ik ergerde me destijds als ze daar enthousiast over sprak. Had een intern oordeel over haar zwemprestaties “och jullie oudjes, zo hard trimmen zal het echt niet zijn’.
Nu besef ik dat die trimgroep, 45 jaar later, nog steeds bestaat. En voel ik mijn moeder ineens heel dichtbij. Ze kijkt liefdevol en bemoedigend. Geruststellend ook, ipv het oordeel en de ‘niet-goed genoeg boodschap ‘, die ik zo vaak ervaren heb. En het was goed. Het was zelfs heel fijn! Eindelijk kon ik het toelaten, haar liefde voor mij. Mijn tranen vermengen zich met het water wanneer ik mijn hart voel open gaan. Voor mijn liefdevolle, vaak machteloze moeder. Die mij destijds niet begreep en wiens onvoorwaardelijkheid ik zo miste.
Maar nu, 6 jaar na haar dood, geeft ze mij alsnog de geborgenheid die ik als kind zocht. Ten midden van deze zwemsters, symbool voor de veilige moederschoot.
Ik kom thuis. Bij mezelf én bij mijn moeder.
Tineke